Worstelen met kinderloosheid

Gepubliceerd op 27 december 2021 om 09:00

Ik heb altijd al geweten dat ik geen kinderen zou kunnen krijgen. Deels had dat alles te maken met mijn levensverwachting. Omdat de artsen hadden gezegd dat ik waarschijnlijk ergens rond mijn 18e zou overlijden, speelde het hoofdstuk 'kinderen' helemaal geen rol in mijn hoofd. En daarbij: aangezien ik nauwelijks genoeg energie had om een redelijk normaal leven te leiden was mij wel duidelijk dat ik helemaal geen energie zou hebben om kinderen op te voeden.

Toch kwam die vraag weer meer op de voorgrond te staan toen lief en ik een relatie kregen en dus bespraken we het met mijn cardioloog. Haar antwoord was: 'Beter van niet'. Er zijn voorbeelden van vrouwen met Eisenmenger die wél zwanger zijn geraakt, maar vaak tegen een hele hoge prijs. De kans dat ik een zwangerschap zou overleven is 50%, de kans dat een kindje een zwangerschap overleeft idem dito. Daarbij komt dat een kind in mijn buik veel te weinig zuurstof zou krijgen, waardoor de kans op een kind met een handicap enorm is. En dan hebben we het alleen nog maar over de zwangerschap. Ik zou werkelijk niet weten waar ik de energie vandaan moet halen om een kind op te voeden. Een logeerpartijtje van neefjes en nichtjes is leuk, maar zelfs dat is eigenlijk teveel. Omdat de kinderen om ons heen zo graag willen (als oom en tante of als 'vrienden van papa en mama' scoren we gelukkig hoge ogen bij de kinderen om ons heen), doen we het wel zo af en toe. Maar dan is twee dagen echt het maximum en mijn lief moet thuis zijn zodat we het samen kunnen doen. Stel dat het wonder zou gebeuren dat zowel het kind als ik een zwangerschap zouden overleven, dan nog zou het kind vijf dagen in de week naar de opvang moeten, omdat ik zoveel rust nodig heb. En dat zou ik moeilijk kunnen verdragen.

Maar dingen rationeel weten is wat anders dan dingen ervaren.

Ik was 20 toen mijn ouders opnieuw in verwachting bleken te zijn. Na het overlijden van Wouter waren er nog twee broertjes geboren. Die waren op zich al een behoorlijke verrassing. Ik was 15 en 18 toen zij geboren werden. Ik moest wel even wennen aan het idee, maar was ook heel blij met die ukken. Maar bij deze mededeling was dat anders. Deze baby kwam voor mij echt volslagen onverwacht. Ik had al een relatie met mijn lief en we waren er inmiddels zeker van dat we zouden trouwen. Voor de meeste mensen is het krijgen van kinderen daarna een logische vervolgstap. Dat die stap er voor ons niet zou komen was iets waar ik tot dan toe niet heel bewust mee bezig was geweest, maar waar ik nu ineens mee geconfronteerd werd. Deze baby had, als mijn lief en ik wat meer haast hadden gemaakt met onze relatie, onze baby kunnen zijn. Theoretisch gezien hadden mijn moeder en ik tegelijk zwanger kunnen zijn. En voor het eerst kwam de klap aan.

Ik heb het er voor zover ik me kan herinneren nooit met mijn ouders over gehad wat deze zwangerschap met me deed. Maar ze kenden hun dochter goed en betrokken me zoveel mogelijk bij alle drie de zwangerschappen, wetende dat dit waarschijnlijk mijn enige kans was om het van zó dichtbij mee te maken. Ik mocht mee naar de verloskundige, was op de hoogte wanneer de weeën begonnen en mocht alle broertjes als eerste aankleden. En als ik had gewild had ik zelfs bij de bevalling mogen zijn. Maar ja...het is toch je moeder hè?! Dus daar heb ik vriendelijk voor bedankt. Ik genoot van mijn broertjes, maar toch was het bij de jongste voor het eerst dat ik de scherpe pijn van het ‘nooit moeder zullen worden tenzij God een wonder doet’ voelde. 

Het was de eerste, maar zeker niet de laatste keer. Vriendinnen en schoonzusjes kregen hun eerste kinderen. Godzijdank was mijn allereerste reactie bij iedere zwangerschapsaankondiging steevast pure blijdschap. Vaak bleef het daar ook bij. Maar soms ook niet. Er zijn aankondigingen geweest waarbij ik binnen een minuut van blijdschap naar een huilbui ging, waarbij de blijdschap niet weg ging, maar de huilbui er ook gewoon mocht zijn. Vooral de periode waarin de eerste vrienden en schoonzusjes kinderen kregen was soms best ingewikkeld. Onze vrienden waren fantastisch. Sommigen vroegen me mee naar een echo. Anderen stelden mijlpalen als een allereerste boterham van hun kind uit, zodat ik die kon geven. De manier waarop onze vrienden ermee omgingen heeft ons heel erg geholpen.

Wat we ingewikkeld vonden en vinden is het omgaan met mensen die bang zijn dat wij er veel last van hebben. Die voor ons invullen en het moeilijk vinden om daarin zichzelf te zijn bij ons, uit angst ons te kwetsen. Mensen die stuntelend en bijna beschaamd vertellen dat ze zwanger zijn. Mensen die na een opdraagdienst naar ons toekomen en met een bedrukt gezicht vragen hoe het met ons is. Mensen die vragen of we kinderen hebben en dan een hele lange stilte laten vallen op het moment dat wij ‘nee’ zeggen. Het is allemaal heel lief en begrijpelijk, maar past niet bij ons. Wij hebben het liefst dat mensen ons juichend komen meedelen dat ze zwanger zijn, zodat wij kunnen delen in hun vreugde. Of dat ze na een opdraagdienst ons even in de ogen kijken en gewoon zonder gene vragen: ‘Heb je hier nu last van?’. Mensen die het gewoon ter sprake brengen in een gesprek: 'Hoe is het voor jullie om geen kinderen te hebben?'. De directe manier is altijd de manier geweest die het beste bij mij en ons past.

Dat neemt niet weg dat het niet hebben van kinderen soms heel veel pijn kan doen. Maar meestal juist op de momenten dat ik het niet verwacht. Soms voelt mijn buik letterlijk leeg. Het idee dat daar nooit een kindje in zal groeien kan me op sommige ogenblikken pijnlijk overvallen. Het idee dat wij nooit een kind een naam zullen geven, nooit zullen weten hoe een kind van ons eruit zal zien of wiens eigenschappen het zal hebben...het kan bij tijd en wijle gemeen pijn doen. Soms loop ik in de supermarkt, zie ik ineens een heerlijk eigenwijs kind met een snottebel trots achter zijn karretje de winkel door sjouwen en word ik onverwachts heel verdrietig. Die pijn valt niet te voorspellen. Het overvalt me op de gekste momenten en op de momenten dat ik het juist zou verwachten blijft het weg.

Ik heb geleerd het te accepteren. De pijn heeft een goede reden om er te zijn en dus laat ik het gewoon toe wanneer het zich aandient. Wat is het een Godsgeschenk om met die pijn direct naar Hem toe te kunnen! Zelfs als ik in de IKEA loop en ineens geraakt word door al die gezinnetjes om me heen. Standaard keert mijn hart zich dan tot God met de woorden: ‘Au Papa, dat doet pijn.’ En altijd krijg ik de reactie: ‘Ik weet het meisje. Ik ben bij je.’ Wat is het een genade om te weten dat Hij die diepe pijn kent en dat het goed is en dat Hij er bij is.

Toen ik het er op een dag moeilijk mee had dat we geen kinderen hadden en dat deelde met God liet Hij me heel duidelijk zien dat ik dan wellicht geen kinderen heb die mijn DNA in zich dragen, maar dat ik wel degelijk heel veel kinderen heb. Hij liet me alle kinderen om me heen zien. Mijn broertjes, mijn neefjes en nichtjes, de kinderen van vrienden, de kinderen in onze kerk, onze sponsorkinderen, onze pleegdochter. En Hij zei me dat dit wellicht niet mijn ‘eigen’ kinderen zijn, maar wel degelijk kinderen waar ik voor mag zorgen, waar ik verantwoordelijkheid voor draag en die ik lief mag hebben alsof ze mijn eigen kinderen zijn. Dat is een antwoord van God waar ik me tot op de dag van vandaag enorm door getroost voel. En het is zó vaak gebeurd dat het gemis aan kinderen me pijn deed, ik dat deelde met God en ik nog diezelfde dag een knuffel kreeg van een kind uit mijn omgeving. Soms zelfs van een mij volslagen onbekend kind! Ik word altijd weer stil van die intens liefdevolle en koesterende zorg van God. Hij ziet mijn pijn, Hij erkent die ook en Hij zorgt op Zijn onnavolgbare wijze voor geweldige troost.

 

Inmiddels zijn we bijna 20 jaar getrouwd. De pijn blijft bij tijd en wijle heel scherp. Daar maken we dan ook ruimte voor. Daar huil ik om, die delen we samen en die mag er zijn. Sommige gelegenheden mijd ik. Kinderverjaardagen bezoek ik alleen als ze mijn neefjes en nichtjes betreffen. Vaak gaat het bij zulke gelegenheden alleen over de kinderen en daar heb ik gewoon niet altijd zin in. Babyshowers sla ik liever over. Ik vind het lastig om me dan een houding te geven en dat kost me dan veel energie, dus neem ik mezelf in bescherming. Maar meestal voelen we ons prima met betrekking tot het feit dat we geen eigen kinderen hebben. We genieten van de kinderen om ons heen, maar genieten ook van de vrijheid die het niet hebben van kinderen met zich meebrengt. 

Afgelopen week zijn we weer op kraamvisite geweest bij vrienden. Achteraf doen we eigenlijk altijd even de check bij elkaar: hoe was dit voor jou? Hoe voel je je nu? Mijn lief maakte een opmerking met daarin de zin dat kinderen ons tot nu toe niet gegeven zijn en die raakte me. Juist dat woord ‘gegeven’. Want doordat kinderen ons niet gegeven zijn, hielden wij ruimte over voor andere dingen die ons wél gegeven konden worden. Op jonge leeftijd oudsten-echtpaar worden in de kerk. Pleegkinderen een tijdelijk 'thuis' bieden. Verre reizen maken. Een luisterend oor bieden voor zoveel mensen die ons weten te vinden. Onszelf verder ontwikkelen. Genoeg geld hebben om een huis te bouwen waar niet alleen wij, maar ook mijn schoonouders kunnen wonen. Het zijn allemaal dingen die een stuk ingewikkelder waren geweest als we ook eigen kinderen hadden gehad. En ik verwonderde me over Gods genade hierin. 

Ik realiseer me heel goed dat het op een bepaalde manier een zegen is dat wij voor ons huwelijk al wisten dat we, tenzij God een wonder zou doen, geen eigen kinderen zouden krijgen. Wij stapten niet het huwelijk in met de droom van een gezin. Wij hebben niet de maandelijkse onzekerheid, de stukgeslagen dromen, de ethische vragen. We leven niet met die hoop in ons hart van ‘misschien volgende maand’, om vervolgens weer teleurgesteld te worden. Dat scheelt enorm. We hebben ons leven van begin af aan in kunnen richten op een leven samen, in dienst van God, zolang Hij ons hier op aarde de tijd zou geven. Wat in mijn geval aanzienlijk langer werd dan we hadden durven dromen. En hoewel we nog altijd hopen op een wonder en de zin ‘tenzij God een wonder doet’ steevast in ere houden, is het goed zo. Met pijn, gemis en verdriet, maar het is goed zo.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.